27-12-2023 Met de duivel voert men geen dialoog
Geliefde broeders en zusters, goedendag!
Vandaag wil ik de inleiding brengen van een reeks catecheses over het thema ondeugden en deugden. We kunnen beginnen bij het begin van de Bijbel, waar het boek Genesis, in het verhaal van onze voorouders, de dynamiek beschrijft van het kwaad en van de bekoring. We denken aan het Aardsparadijs. In de heerlijke omgeving van de tuin van Eden, verschijnt een personage dat het symbool van bekoring wordt: de slang, het personage dat bekoort. De slang is een gevaarlijk dier. Het beweegt traag, zich voortslepend over de grond. Soms neemt men zelfs de aanwezigheid ervan niet waar- het is stil en past zich aan de omgeving aan en vooral dit is gevaarlijk.
Waar het gesprek met Adam en Eva begonnen wordt, laat het ook een verfijnde dialectiek zien. Het begint, zoals gebeurt wanneer men kwaad spreekt, met een kwaadaardige vraag: Heeft God werkelijk gezegd dat je van geen enkele boom in de tuin mag eten? (Gen 3,1). Die zin is vals.
In werkelijkheid heeft God aan de man en de vrouw alle vruchten van de tuin aangeboden, behalve van een welbepaalde boom: de boom van de kennis van goed en kwaad.
Dit verbod wil aan de mens niet het gebruik verbieden van de rede, zoals men soms verkeerdelijk uitlegt, het is integendeel een maatregel van de wijsheid. Als om te zeggen: aanvaard de grens, voel je niet de heer van alles, want hoogmoed is het begin van alle kwaad. Op die wijze maakt het verhaal ons duidelijk dat God de voorouders aanstelt als heren en behoeders van de schepping en hen tegelijk wil behoeden voor de aanmatiging van de almacht, zich op te werpen als heren van het goede en van het kwade. Dat is een bekoring, een lelijke bekoring, ook nu. Het is de gevaarlijkste bekoring voor het menselijk hart.
Zoals we weten, slaagden Adam en Eva er niet in zich te verzetten tegen de bekoring door de slang.
De idee van een niet echt goede God die hen onderdanig wilde houden, drong hun geest binnen. Dat was de ruïne van alles.
Door deze verhalen maakt de Bijbel ons duidelijk dat het kwaad niet op spectaculaire wijze in de mens begint wanneer het reeds een daad geworden is. Het kwaad begint veel vroeger, wanneer men zich ermee begint in te laten in verbeelding en gedachten zodat men uiteindelijk vervoerd wordt door zijn illusies. De moord op Abel begon niet met het werpen van een steen, maar door de wraakzucht van Kaïn die hij met grote omzichtigheid verborgen hield en er zo in zichzelf een monster van maakte.. Ook in dit geval hebben de aanbevelingen van God geen resultaat.
Met de duivel, beminde broeders en zusters, voert men geen dialoog. Nooit!
Men moet er nooit mee discussiëren. Jezus heeft nooit met de duivel een gesprek gevoerd, Hij heeft hem verjaagd. En in de woestijn, tijdens de bekoringen heeft Hij niet geantwoord met een gesprek. Hij heeft eenvoudigweg geantwoord met woorden van de Heilige Schrift, met het Woord van God. Wees op jullie hoede: de duivel is een bekoorder. Nooit met hem in gesprek gaan. Hij is sluwer dan wij allen en hij doet het ons betalen. Wanneer een bekoring opduikt, niet in gesprek gaan. De deur sluiten, de ramen sluiten, het hart sluiten. Op die wijze verdedigen wij ons tegen deze bekoring, want de duivel is sluw en intelligent. Hij heeft gepoogd Jezus te bekoren bij middel van Bijbelcitaten en door zich voor te doen als een groot theoloog. Wees op jullie hoede. Met de duivel gaat men niet in gesprek en met de bekoring moet men zich niet ophouden, men spreekt er niet mee. Als de bekoring aankomt sluiten we de deur en behoeden het hart.
Men moet behoeder zijn van het eigen hart. Daarom gaan we met de duivel niet in gesprek. Dat is de aanbeveling – het hart behoeden – die we bij verschillende vaders en heiligen vinden. We moeten de genade vragen om te leren het hart te behoeden. Dat is een wijsheid, het hart weten te behoeden. Moge de Heer ons bijstaan in dit werk. Wie het eigen hart behoedt, behoedt een schat. Broeders en zusters, laten we leren het hart te behoeden.