Lees of download hier de brief inclusief de afbeeldingen in pdf-formaat.
Laudetur Sacrosanctum et Augustissimum Sacramentum in æternum
Beste leden van de Gemeenschap van Aanbidding,
Vader Benedictus schrijft in zijn Regel in hoofdstuk 58 over de wijze waarop de broeders worden aangenomen:
1 Wanneer een nieuweling zich voor het monniksleven komt aanmelden, mag hem de intrede niet gemakkelijk gemaakt worden,
2 maar men doet wat de Apostel zegt: «Beproef de geesten, of ze uit God zijn».
3 Als de aangekomene dus blijft kloppen en hij blijkt de onvriendelijkheid waarmee men hem behandelt en de weigering om hem binnen te laten gedurende vier of vijf dagen geduldig te verdragen en te volharden in zijn verzoek,
4 dan wordt hij binnengelaten en voor enkele dagen ondergebracht in het gastenverblijf.
5 Daarna pas krijgt hij een plaats in het verblijf van de novicen, waar zij onderricht ontvangen, eten en slapen.
6 Met hun zorg wordt een ouderling belast die de kunst verstaat hun zielen te winnen en die zeer nauwkeurig op hen let.
7 Hij moet zorgvuldig toezien of de kandidaat werkelijk God zoekt, of hij ijver heeft voor het Werk Gods, voor de gehoorzaamheid en voor de beproeving van zijn nederigheid.
8 Al het harde en moeilijke waardoor men tot God gaat moet hem worden voorgehouden.
Het zijn strenge woorden die Vader Benedictus hier gebruikt om uiteindelijk alleen diegenen definitief in het klooster toe te laten die alle harde en moeilijke dingen, afdoende kunnen trotseren om God te zoeken en te blijven zoeken, te vinden en te dienen.Het smalle pad, het steile pad, het vaak eenzame pad. Maar God laat de ware Godzoeker niet eenzaam achter. Hij wil gevonden worden en Hij wil ons Zijn Liefde schenken. Daartoe zoekt Hij mogelijkheden en moeilijkheden om ons op dat pad te brengen, te leiden, en dat tot op de top van de berg, waar Hij Zich toont zoals in Zijn Gedaanteverandering. Aan ons de opdracht om de tekenen die Hij geeft, te leren verstaan.
Als wij in de 40-dagen tijd de kruisweg overwegen, dan komen ons actuele gebeurtenissen voor ogen, zowel van de wereld buiten ons alsook vanuit ons eigen leven, met al zijn ups en downs.
In vertrouwen mogen wij aan de voeten van de Heer neerzitten om met de schrijver van de Klaagliederen te zeggen: “Goed is de Heer voor wie hoopt, voor iedereen die Hem zoekt. Goed is het, in stilte, op redding van de Heer te wachten.” (Klaagl.3, 25-26)
Actief de Heer zoeken kan veranderen in “wachten op de Heer” niet passief, maar beschouwend. Dorheid verduren in het gebed, eigen onvolkomenheden verdragen, het is als een vasten. Het is tevens een Advent, een uitzien naar…
Wie van ons heeft niet verlangend uitgezien naar wat meer zon, wat meer warmte, nu we vanwege de sterk gestegen energiekosten niet in staat waren zelf meer warmte te creëren?
Zo is het ook met de redding uit de zonde. We blijven daarin zitten totdat onze Heer ons daaruit komt halen. Van ons wordt gevraagd dat we waakzaam zijn en ons hart openstellen om onze Heer niet mis te lopen.
Zr. Elisabeth Dinnissen heeft een hymne geschreven voor het feest van St. Benedictus, waarin we het volgende overwegen:
Het Woord dat in zijn oren blies
joeg hem zijn jeugd voorbij
het barre oord in van de strijd
– woestijn van dood en eenzaamheid-
zo worden mensen vrij.
De vrede brak de bedding in
die hij was uitgegaan.
want waar een mens zichzelf verlaat,
waar niets meer boven Christus staat,
daar breekt de Geest zich baan.
Het licht, dat zich verborgen waant,
straalt van de kandelaar!
Van verre komen zonen aan.
Zo is het altijd nog gegaan:
de korrel maakt de aar.
Waarachtig heeft hij God gezocht.
Tot heden reikt zijn faam.
De wijsheid straalt van zijn gezicht
en velen reizen in dat licht:
‘Gezegend’ is zijn naam.
Vasten, ontzeggen, onthouding, uitzien naar, en waken, mag dan negatief of doods klinken, maar in feite is het ruimte maken voor het Ware Licht. En dit Ware Licht zegt van zichzelf: “Ik ben gekomen opdat zij leven zouden hebben, en wel in overvloed” (Joh. 10,10).
Dan wordt ons waken een uitzien naar het Paasfeest.
In een andere hymne verwoordt zr. Elisabeth Dinnissen onze weg door het leven aldus:
Wie Gods rechte wegen gaat,
Hem belijdt in woord en daad,
heeft een meester die hem dient,
God verkeert met hem als vriend.
Wie het Woord des Heren doet,
Hem belijdt in vlees en bloed,
Heeft een Rots om op te staan:
Hem, wiens woorden nooit vergaan.
Wie het koninkrijk verkiest,
daar zijn leven aan verliest,
komt het Lam van God nabij,
heeft de Herder aan zijn zij.
Wie voor allen alles wordt,
is Gods liefde ingestort,
is de boom die vruchten draagt,
is de mens die God behaagt.
Zalig, wie uit duisternis
zó in God herboren is!
Licht gewordt hem uit de dood,
deze mens is waarlijk groot.
We mogen hieruit de blijde boodschap putten dat onze kleine en bescheiden, doch oprechte pogingen om onze Heer nabij te komen, rijkelijk door Hem gezegend worden: dat Hij het voortouw neemt en ons draagt en Zich tenslotte in ons toont als het Licht van achter de dood.
Van daaruit kunnen we dan ook voorsprekers worden voor anderen, zoals onze Vader Benedictus dat was en nog steeds is als Patroon voor Europa.
Gij stond en bad met uitgestrekte armen
geschraagd door broeders, dragers van uw geest,
zó smeekte Mozes Jahwe om erbarmen
voor ’t volk dat steeds Gods volk was geweest.
En wijl hij bad was Jahwe hem genegen
en deed zijn woord en zijn verbond gestand
en waar hij stond won Israël den zegen
in harden strijd om het beloofde land.
Gij stond en bad in leven en verscheiden
één met uw volk, de zonen naar uw geest.
Blijf gij met ons in deze donk’re tijden
die steeds voor ons een vader zijt geweest.
H. Strategier
In de veertigdagentijd bezinnen wij ons op ons Heilig Doopsel en hernieuwen in de Paasnacht onze doopbeloften. Daarin staan we niet alleen.
We citeren graag enkele woorden uit het boek “Jezus van Nazareth” van onze vereerde, onlangs overleden, emeritus paus Benedictus XVI. In het hoofdstuk over ‘De Doop van Jezus’ schrijft hij:
“Heel Judea en alle inwoners van Jeruzalem trokken uit om gedoopt te worden, hoorden we. Maar er gebeurt nog iets anders: ‘In die dagen kwam Jezus uit Nazareth in Galilea en liet zich in de Jordaan dopen door Johannes’ (Mc.1,9). Van pelgrims uit Galilea was tot nu toe geen sprake. De toestroom leek zich te beperken tot Judea. Het nieuwe is echter niet dat Jezus uit een ander gebied komt, zeg maar van ver weg. Nieuw is dat Jezus zich wil laten dopen, dat Hij zich voegt bij de grauwe groep zondaars die staat te wachten aan de oevers van de Jordaan….
Door af te dalen in het water bekennen de dopelingen hun zonden en proberen ze de last van hun schuld kwijt te raken. Wat deed Jezus? Lucas – die in zijn Evangelie altijd de aandacht vestigt op het bidden van Jezus en Hem voortdurend laat zien in gebed, in gesprek met de Vader – zegt ons dat Jezus biddend de doop ontving (Lc.3,21). Pas het kruis en de verrijzenis maakten aan de christenen duidelijk wat er gebeurd was: Jezus had de schuldenlast van heel de mensheid op zijn schouders geladen. Hij dompelde ze onder in de Jordaan, zijn openbare optreden begint ermee dat Hij in de plaats van de zondaar treedt…In de doop neemt Jezus de dood op zich voor de zonden van de mensheid. De stem die bij de doop gehoord wordt: ‘Dit is mijn veelgeliefde Zoon’ wijst vooruit naar de opstanding. Dat is ook een verklaring voor het feit dat Jezus zelf het woord ‘doop’ gebruikt voor zijn dood (Mt.10,38; Lc.12,49).
Alleen van hieruit kunnen we iets begrijpen van de christelijke doop. De doop van Jezus liep vooruit op zijn kruisdood, de stem uit de hemel liep vooruit op de verrijzenis. De waterdoop van Johannes nam de doop van Jezus’ leven en sterven in zich op. Wanneer wij uitgenodigd worden tot de doop plaatsen wij ons naast Jezus in zijn doop. Wij worden één met Hem, omdat Hij zich aan ons verbond.”
Op deze manier delen we tevens in het eerherstellend karakter van de aanbidding: Hijzelf verricht dit werk in ons. Dat zagen we ook in de eerder in deze brief geciteerde hymne:
Wie het Woord des Heren doet,
Hem belijdt in vlees en bloed,
Heeft een Rots om op te staan:
Hem, wiens woorden nooit vergaan.
Wie het koninkrijk verkiest,
daar zijn leven aan verliest,
komt het Lam van God nabij,
heeft de Herder aan zijn zij.
Het brengt ons naar het offerkarakter van de heilige Eucharistie, de heilige Mis, waar Jezus zijn leven offert aan de Vader, voor Zijn eer en voor ons heil.
Graag laten wij u weten dat wij dit heilswerk van de heilige Drieëenheid weer intens gaan gedenken en beleven tijdens het aanstaande Paastriduüm.
Wij beginnen echter al op de woensdagavond, om zodoende meer voorbereid te zijn op het heilig Avondmaal op Witte Donderdag.
We nodigen u uit om dit met ons te doen, hetzij dat u wilt deelnemen aan het Triduüm hier ter plaatse, hetzij dat u zich thuis met ons verenigt.
Heel graag danken wij van harte allen die onze jaarlijkse kalenderactie weer steunden, of die gewoon met een gulle gift of door hun vlijtige handen, het voor ons mogelijk maken om ons klooster leefbaar te houden. We zijn nu bezig om voorbereidingen te treffen om tijdens de volgende winter onze kapel, waarin wij dag en nacht onze aanbiddingsdienst voor het H. Sacrament verrichten, weer een waardiger aanzien te geven. Tijdens de H. Mis, het Koorgebed en tijdens onze stille aanbiddingsuren zijn wij al uw intenties indachtig en brengen deze aan de voeten van onze eucharistische Heer.
Tot slot vermelden wij nog graag dat onze tuin klaar ligt om nieuw beplant te worden. Oprecht danken wij onze trouwe tuinvrijwilligers die met grote inzet en vreugde ons hebben geholpen om zover te komen.
Wij wensen u
een genadevolle voortzetting
van de veertigdagentijd toe,
alsook van harte
een zalig Pasen.
In gebed verbonden,
Uw Zusters Benedictinessen van de Altijddurende Aanbidding van het Heilig Sacrament,