5-6-2024 Waar de Geest van God is, daar is vrijheid
Geliefde broeders en zusters, goedendag!
In de catechese wil ik vandaag met jullie nadenken over de naam die voor de Heilige Geest in de Bijbel gebruikt wordt.
Het eerste dat wij van een persoon kennen, is de naam. Daarmee roepen we iemand, onderscheiden we iemand en herinneren we ons iemand. Ook de derde persoon van de Drie-eenheid heeft een naam: hij wordt Heilige Geest genoemd. Maar “Geest” komt van de Latijnse versie van de naam. De naam van de Geest, waarmee de eerste bestemmelingen van de openbaring de Geest hebben gekend, waarmee de profeten, psalmisten, Maria, Jezus en de Apostelen hem aanroepen hebben, is Ruah, wat betekent zucht, wind, ademhaling.
In de Bijbel is de naam zo belangrijk dat hij zich bijna vereenzelvigt met de drager zelf. De naam van God eren, is God zelf eren en heiligen. Het is nooit een louter conventionele naam: hij zegt steeds iets over de persoon, over zijn oorsprong, over zijn zending. Dat geldt ook voor de naam Ruah. Die zegt iets over de fundamentele openbaring over de persoon en de functie van de Heilige Geest.
Gedruis
Door de wind en de verschijnselen van de wind waar te nemen, kwamen de auteurs van de Bijbel, geleid door God, tot de ontdekking dat er ook een “wind” van een andere aard is. Niet per toeval kwam met Pinksteren de Heilige Geest op de Apostelen vergezeld door “een gedruis alsof een hevige wind opstak” (cfr Hand 2,2). Alsof de Heilige Geest zijn handtekening wilde zetten onder wat aan het gebeuren was.
Wat zegt dus de naam Ruah over de Heilige Geest? Het beeld van de wind drukt de kracht van de Heilige Geest uit “Geest en kracht”, of “kracht van de Geest”, het is een uitdrukking die in hele Bijbel vaak voorkomt. De wind is immers een overweldigende en ontembare kracht. Hij is zelfs in staat wereldzeeën te verplaatsen.
Maar ook in dit geval moet men, om de volledige betekenis van werkelijkheid van de Bijbel te ontdekken, niet slechts stilstaan bij het Oude Testament, maar tot bij Jezus gaan. Naast de macht zal Jezus een ander kenmerk van de wind toevoegen, dat van de vrijheid. Aan Nicodemus, die Hem ’s nachts kwam bezoeken, zegt Jezus plechtig: “De wind blaast waarheen hij wil; gij hoort wel zijn gesuis, maar weet niet waar hij vandaan komt en waar hij heen gaat: zo is het met ieder die geboren is uit de Geest.“ (Joh 3,8)
De wind is de enige zaak die men absoluut niet kan intomen, niet kan op flessen trekken of opsluiten. De wind “op flessen trekken” of opsluiten is niet mogelijk, hij is vrij.
Bekoring
Beweren dat men de Heilige Geest in begrippen, bepalingen, stellingen of uiteenzetting kan opsluiten, zoals het moderne rationalisme soms heeft gepoogd, betekent Hem verliezen, Hem nutteloos maken, Hem herleiden tot de loutere en simpele menselijke geest, een simpele geest.
Ook in kerkelijke middens bestaat een dergelijke bekoring, namelijk te pogen de Heilige Geest op te sluiten in canons, instellingen en bepalingen. De Geest schept en bezielt de instellingen, maar kan zelf niet “geïnstitutionaliseerd” worden, tot een “ding” gemaakt worden. De wind waait “waar hij wil”, op dergelijke wijze verspreidt de Geest zijn gaven, “zoals Hij wil” (1 Kor 12,11)
De Heilige Paulus zal van dit alles de fundamentele wet maken van het christelijk handelen “waar de Geest des Heren is, daar is vrijheid” (2 Kor 3, 17), zegt hij. Een vrije persoon, een vrije christen, is iemand die de Geest des Heren heeft. Dat is een heel bijzondere vrijheid, nogal verschillend van wat men gewoonlijk bedoelt. Het is niet de vrijheid om te doen wat men wil, maar de vrijheid om vrijwillig te doen wat God wil. Niet de vrijheid om het goede of het kwade te doen, maar de vrijheid om het kwade en het goede vrijwillig te doen, dat wil zeggen door aantrekking, niet uit dwang. In andere woorden, de vrijheid van kinderen, niet van slaven.
De Heilige Paulus is zich goed bewust van het misbruik of verkeerde opvatting die men van deze vrijheid kan maken. Aan de Galaten schrijft hij: “Broeders, gij werd geroepen tot vrijheid. Alleen, misbruik de vrijheid niet als voorwendsel voor de zelfzucht. Integendeel, dient elkaar door de liefde.” (Gal. 5,13) Dit is een vrijheid die vertolkt wordt wat haar tegendeel lijkt te zijn, ze wordt werkelijk in dienen, en in dienen bestaat de ware vrijheid.
We weten goed wanneer deze vrijheid “aanleiding tot het vlees” wordt. Paulus geeft een steeds actuele lijst van de zelfzucht: “ontucht, onreinheid, losbandigheid, afgodendienst, tovenarij, vijandschap, twist, afgunst, uitbarstingen van woede, intriges, ruzies, partijschappen, jaloersheden, drinkgelagen, orgieën en dergelijke” (Gal 5, 19-21). Zo is ook de vrijheid die aan rijken toelaat de zwakken uit te buiten en aan allen straffeloos het milieu uit te buiten. Dit is een lelijke vrijheid, niet de vrijheid van de Geest.
Broeders en zusters, waar zullen we deze vrijheid van de Geest aantreffen die zo verschilt van de vrijheid van het egoïsme? Het antwoord bestaat in de woorden die Jezus op zekere dag tot zijn toehoorders sprak: “Als de Zoon u vrij maakt, zult gij werkelijk vrij zijn” (Joh 8,36). De vrijheid die Jezus ons schenkt. Laten we Jezus vragen dat Hij, door zijn Heilige Geest, ons tot waarlijk vrije mannen en vrouwen maakt. Vrij om te dienen, in liefde en vreugde. Dankjewel!